31. Naar de Aussies
Door: Marsieblub
Blijf op de hoogte en volg Marcel
05 April 2018 | Australië, Cairns
31. Naar de Aussies. Woe 4 april. Om 1:20 uur vertrekt onze 4,5 uur durende vlucht naar Cairns (Australië). Inmiddels hangen we al vier uur op het vliegveld van Bali rond. Redelijk gesloopt arriveren we om een uurtje of acht, plaatselijke tijd in Australië. Klok twee uur vooruit en dan zetten we, beide enigszins opgewonden, voet op Aussie-land. Gaaf. De andere kant van de wereld! Het is hier maar 25 graden; lekker frisjes (sorry jongens, maar zo voelt het echt). We kijken om ons heen. Het is er supergroen; dat had ik niet verwacht. Én schoon, nergens rondslingerend afval. En nergens brommers, alleen maar grote pick-ups, of SUV achtige benzineslurpers. Weinig verkeer op de weg. We rijden Cairns binnen, ongeveer 200.000 inwoners en we krijgen een soort Almere gevoel, maar hier lijkt het wel uitgestorven. Waar zijn alle mensen? We stappen uit bij Geckos Backpackers, waar we een dorm (soort slaapzaal) hebben gehuurd, de rest was vol. Er staan vijf bedden, twee tafeltjes, één kapstokje aan de muur. Ik wurm me langs de backpacks van de drie kamergenoten, Angèle slaapt aan de overkant van de kamer. We gooien onze tassen op het bed, nemen de kleine rugzak en lopen de stad (lees: het dorp) in. Eerst nog een fiets huren, dat schiet lekker op. We rijden verder richting zee en binnen 10 minuten zijn we bij de Esplanade. Dit is een soort openbaar openlucht zwembad, maar dan aan zee. Het water is helder zwembadwater. Ik kijk naar de zee; bruin, dus modderig. Bij eb valt het tientallen meters droog, nou ja, blubber. Een strand heeft Cairns niet, zover we kunnen zien. De Esplanade is druk bezet, allemaal mensen in badpak, opvallend veel tieners en twintigers, opvallend veel strings. Opvallend veel verbrande schouders, dus we zoeken een plekje in de schaduw. Het water is heerlijk. De sfeer is erg gemoedelijk. Het is tevens festival terrein. Vandaag begint het een week durende Cairns 2018 festival. Muziektenten, vermaak voor de jeugd. Ineens een flashmob. Een groepje scholieren doet een hardloopwedstrijd, maar dan vertraagd. Onderweg wordt er geduwd en vals gespeeld. In slowmotion kun je precies zien wat er allemaal gebeurt. De gelaatsuitdrukkingen zijn prachtig. We lachen ons rot. Verderop hangen andere kinderen in de ringen, kunstjes te doen. Er is ook een knutselwedstrijd. Reggae en hiphopmuziek klinkt vanaf het podium. Het wordt steeds drukker om ons heen. Nergens zien we afval. Nergens mensen met alcohol. Overal ouders met kinderen. Regelmatig zie in security rondlopen, die er overigens óók heel relaxt uitzien. Je kan overal (drink)water tappen. Er zijn openbare, elektrische BBQ’s. Een supergezellig sfeer. Een totaal andere wereld. We eten in een Japans mie-restaurantje. Het is er beredruk. Veel Japanners en Chinezen binnen. Ik spreek de kok aan. “Kon’nichiwa” (hallo) en “wakadimas”, woorden die ik me nog herinner uit de Shogun-serie. En ik zie Angèle superverbaasd kijken als ik van de kok lachend antwoord krijg, in het Japans!!! Ik stap snel over op Engels, want veel meer dan “hai” ken ik niet (en ‘banzai’ wil ik liever niet roepen). Het eten smaakt goed, al weet ik nauwelijks wat ik eet. De kok komt nog even naar me toe, en brabbelt lekker in het Japans. Ik maak hem nogmaals duidelijk dat ik door mijn hele Japanse woordenschat heen ben. Iedereen lachen. We nemen vrolijk afscheid van hem. Buitengekomen weer op de fiets, linksrijdend, de weg zoeken naar Geckos, waar de jeugdige, vooral Europese backpackers vooral druk zijn met hun mobieltjes. Niemand antwoord als ik ‘goodnight’ zeg. Dan niet. Ik sluit mijn ogen en val uitgeput in slaap. Mét een smile.